Spreekwoorden met `kor`

Zoek

47 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kor`

  1. aan het kortste eind trekken (=in de ongunstigste positie zijn / verliezen)
  2. alles kort en klein slaan (=de hele inboedel kapot slaan)
  3. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  4. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (=bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
  5. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  6. binnen de kortste keren (=heel snel, bijna onmiddellijk)
  7. dat is koren op zijn molen (=hij zal dat meteen gebruiken als argument voor wat hij toch al wilde)
  8. de broodkorf hoger hangen. (=bezuinigen)
  9. een blinde kip vindt ook nog wel eens een graankorrel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
  10. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
  11. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
  12. een korf krijgen (=afgewezen worden)
  13. een kort liedje is gauw gezongen (=het onaangename gaat snel genoeg voorbij)
  14. erbij staan voor Jan met de korte achternaam (=geen zinvolle activiteit hebben)
  15. eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
  16. geen koren zonder kaf (=tussen al het goeie zit altijd ook wel iets minder goeds)
  17. handen tekort komen (=te weinig hulp hebben , overstelpt worden)
  18. het kaf van het koren scheiden (=het waardevolle van het waardeloze scheiden)
  19. het koren van de molen zenden (=de klanten wegjagen - zichzelf benadelen)
  20. het verkorven hebben (=een slechte beurt gemaakt hebben bij iemand)
  21. iemand kort houden (=iemand niet veel bewegingsvrijheid geven (fig.))
  22. iemand tekort doen (=iemand te weinig geven of begrijpen)
  23. iets met een korreltje zout nemen (=iets niet helemaal voor waarheid aannemen)
  24. iets of iemand op de korrel nemen (=kritiek op iets of iemand hebben)
  25. je koren/korentje groen eten (=zich geen zorgen maken om de toekomst, niet sparen.)
  26. je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
  27. kaf onder het koren (=het minder goede onder het goede)
  28. kort aangebonden (=weinig zeggend, onvriendelijk)
  29. kort dag zijn (=snel (in tijd) naderen)
  30. kort door de bocht (=voorbarig, nuanceringen negerend. Voorbeeld: `De bewering dat fractiediscipline de democratie om zeep helpt is misschien wat te kort door de bocht.`)
  31. kort en bondig (=snel en duidelijk)
  32. kort en goed valt licht en zoet. (=pak dingen snel op en doe het goed)
  33. kort van stof (=weinig zeggend, onvriendelijk)
  34. kortaangebonden zijn (=snel boos zijn)
  35. korte afrekening maakt lange vriendschap (=snel terugbetalen (teruggeven) voorkomt ruzie)
  36. korte metten maken (=doortastend optreden)
  37. korte rekeningen maken lange vriendschappen. (=financiële geschillen moet je direct oplossen)
  38. leugens hebben korte benen (=met liegen kom je niet ver)
  39. leven uit de korf zonder zorg (=onbekommerd leven)
  40. mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
  41. men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
  42. menen ligt dicht bij kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
  43. tekortdoen (=niet goed verzorgen, niet genoeg geven)
  44. tekortkomen (=niet genoeg (kunnen) doen)
  45. tekortschieten (=iets onvoldoende hebben of kunnen doen)
  46. wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
  47. zijn zeis in een anders koren slaan (=stelen, zich in het werk van iemand anders bemoeien)

19 betekenissen bevatten `kor`

  1. ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort)
  2. een papieren zoldertje (=een dunne ijskorst)
  3. een tukje doen (=een kort middagslaapje)
  4. water in je kelder hebben (staan) (=een te korte broek aanhebben)
  5. met de billen bloot (=eerlijk en open zijn over fouten of tekortkomingen.)
  6. een blauwe maandag (=erg kort)
  7. mooie liedjes duren niet lang (=geluk is van korte duur)
  8. op het procrustesbed leggen (=grofweg inkorten)
  9. als de dagen lengen, gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
  10. in een mum van tijd (=in heel korte tijd)
  11. in een zwenk (=in heel korte tijd)
  12. in een vloek en een zucht (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  13. in een wip (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  14. een plaat voor je hoofd hebben (=kortzichtig zijn, niet open staan voor de omgeving)
  15. cum grano salis (=met een korreltje zout)
  16. lekker is maar één vinger lang (=oppervlakkige genoegens geven ook maar een betrekkelijke voldoening. / leuke dingen duren meestal maar erg kort)
  17. de liefde kent vlek nog gebrek. (=verliefde mensen zijn blind voor tekortkomingen van hun partner)
  18. kort door de bocht (=voorbarig, nuanceringen negerend. Voorbeeld: `De bewering dat fractiediscipline de democratie om zeep helpt is misschien wat te kort door de bocht.`)
  19. als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen