Spreekwoorden met `wee`

Zoek


120 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wee`

  1. waar er twee ruilen moet er een huilen (=bij het ruilen is de een altijd beter af dan de ander)
  2. waar twee kijven hebben twee schuld (=beide personen hebben schuld als ze ruzie met elkaar maken)
  3. wachten tot je een ons weegt (=onmogelijk lang wachten)
  4. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  5. wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
  6. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  7. wat niet weet, wat niet deert (=waar je geen weet van hebt kun je ook geen last hebben)
  8. wee de wolf die in een kwaad gerucht staat (=als je je goede naam verliest is die haast niet terug te winnen)
  9. weer boven water komen (=weer tevoorschijn komen)
  10. weer in het zadel helpen (=helpen om weer door te kunnen gaan)
  11. weer of geen weer (=hoe het weer ook is, het gaat door)
  12. weer op de been zijn (=niet langer ziek zijn)
  13. weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet (=wees voorzichtig met woorden en je informatie)
  14. wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd (=je moet waardering hebben voor het geringe)
  15. wie weet waarom de ganzen blootsvoets gaan? (=alles heeft een reden, ook al is die niet altijd even duidelijk)
  16. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
  17. zo komt het kalfje weer bij zijn moer (=zo komt wat verloren was weer in orde)
  18. zo komt het luie zweet eruit (=gezegd van iemand die hard werkt)
  19. zo zeker als tweemaal twee vier is (=absoluut zeker)
  20. zo ziet men weer hoe een dubbeltje rollen kan (=zo zie je maar hoe het kan gaan)

140 betekenissen bevatten `wee`

  1. twee vliegen in een klap slaan (=twee problemen gelijktijdig oplossen)
  2. appels met peren vergelijken (=twee totaal verschillende dingen vergelijken)
  3. van twee kwaden de beste kiezen (=uit twee onaangename dingen de minst slechtste kiezen)
  4. tussen twee vuren zitten (=uit twee slechte dingen moeten kiezen)
  5. een kat komt altijd weer op zijn poten terecht. (=uiteindelijk komt het toch weer in orde.)
  6. niets dan lege briefjes hebben in te brengen (=voorstellen waarvan je vooraf al weet dat deze toch niet bekeken worden)
  7. naar de bekende weg vragen (=vragen naar hetgeen men al weet / Overbodig handelen)
  8. wat niet weet, wat niet deert (=waar je geen weet van hebt kun je ook geen last hebben)
  9. onder vier ogen (=waarbij slechts twee personen aanwezig zijn)
  10. zo gewonnen, zo geronnen (=wat je makkelijk hebt gewonnen, kun je ook makkelijk weer kwijt raken)
  11. wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert (=wat je niet ziet en niet weet heb je ook geen last)
  12. gedane zaken hebben geen keer (=wat voorbij is, keert niet meer weer)
  13. weer boven water komen (=weer tevoorschijn komen)
  14. als een lam ter slachtbank geleid worden (=weerloos zijn)
  15. de kont tegen de krib gooien (=weerspannig zijn)
  16. een droge maart en een natte april is de boeren naar hun wil (=weerspreuk)
  17. een natte mei geeft boter in de wei (=weerspreuk)
  18. maart heeft knepen in zijn staart (=weerspreuk)
  19. in mei leggen alle vogels een ei (=weerspreuk: aanduiding dat in mei het broedseizoen begint)
  20. morgenrood, regen in de sloot (=weerspreuk: rood opkomende zon betekent vaak regen)
  21. het hoofd bieden (=weerstand bieden)
  22. spreek wat waar is, drink wat klaar is, eet wat gaar is. (=wees bescheiden en dankbaar voor wat je hebt)
  23. een kruimeltje is ook brood (=wees gelukkig met wat je hebt)
  24. met vragen komt men in Rome. (=wees niet bang om hulp te vragen)
  25. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  26. roep geen haring voor hij in het net is (=wees niet te voorbarig)
  27. als het hemd scheurt dan heeft het een gat (=wees niet vooraf al nodeloos bezorgd)
  28. garnaal/spiering is ook vis als er anders niet is. (=wees tevreden met wat je kunt krijgen)
  29. weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet (=wees voorzichtig met woorden en je informatie)
  30. beproeft alle dingen en behoudt het goede. (=weet wat er allemaal is, maar doe alleen de goede dingen)
  31. het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen (=wie in weelde leeft moet oppassen om niet op het slechte pad te raken)
  32. de pen is machtiger dan het zwaard (=woorden kunnen meer teweeg brengen dan wapens)
  33. het is weer aan (=ze hebben weer verkering)
  34. hondenweer (=zeer slecht weer)
  35. onder een hoedje te vangen zijn (=zeer stil en gedwee zijn)
  36. iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
  37. het hoofd opsteken (=zich weer doen opmerken)
  38. het komt te paard en het gaat te voet. (=ziekte en ongeluk komen vaak heel plotseling, maar het duurt lang voordat men weer hersteld is)
  39. van de hand in de tand leven (=zo gauw iets verdiend is het meteen weer uitgeven zonder zorgen over later)
  40. zo komt het kalfje weer bij zijn moer (=zo komt wat verloren was weer in orde)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen