Spreekwoorden met `wee`

Zoek


120 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wee`

  1. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  2. het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
  3. het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen (=wie in weelde leeft moet oppassen om niet op het slechte pad te raken)
  4. hondenweer (=zeer slecht weer)
  5. in geen twee sloten tegelijk lopen (=voorzichtig zijn en op zichzelf kunnen passen)
  6. in het geweer (=onder de wapens / aan het werk)
  7. in Rome geweest zijn, maar de Paus gemist hebben (=het belangrijkste laten schieten)
  8. je boontjes op iets te week leggen (=stellig op iets rekenen)
  9. je kaars aan twee kanten branden (=zijn krachten of mogelijkheden al te vroeg verspillen)
  10. je kunt niet met twee voeten in één sok (=twee onverenigbare zaken kunnen niet worden gecombineerd)
  11. je weerga niet hebben (=ongeëvenaard zijn)
  12. je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)
  13. je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
  14. kies het minste van twee kwaden (=als er enkel slechte oplossingen zijn, kiest men de minst slechte)
  15. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  16. met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
  17. met de zweep erachter zitten (=opjagen)
  18. met Noach in de ark geweest zijn (=erg oud(erwets) en uit de mode zijn)
  19. met twee linkerhanden geboren zijn (=erg onhandig zijn)
  20. met twee maten meten (=niet voor alles of iedereen even streng zijn)
  21. met twee monden praten (=jezelf tegenspreken in verschillende situaties, niet eerlijk zijn)
  22. mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooier voordoen dan het is)
  23. morgen komt er weer een dag (=niet zo haastig, morgen kan het ook nog)
  24. op elkaar lijken als twee druppels water (=precies op elkaar lijken)
  25. op fluweel zitten (=het erg goed en gemakkelijk hebben)
  26. op het glazen bruggetje geweest zijn (=in doodsgevaar zijn geweest, op het nippertje ontsnappen)
  27. op twee gedachten hinkelen/hinken (=moeilijk kunnen beslissen)
  28. op twee oren slapen (=je mag gerust zijn)
  29. op twee paarden blijven rijden. (=men kan geen keus maken)
  30. schrijf het maar op je buik (dan kan je het met je hemd weer uitvegen) (=vergeet het maar)
  31. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  32. tussen twee stoelen in de as vallen (=er bekaaid vanaf komen)
  33. tussen twee vuren zitten (=uit twee slechte dingen moeten kiezen)
  34. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
  35. twee handen op een buik (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  36. twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
  37. twee hoofden onder een kaproen (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  38. twee hoofden onder een kaproen zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
  39. twee joden weten wat een bril kost (=we hoeven elkaar niets wijs te maken)
  40. twee koetsiers op één dak. (=beter is er maar één baas)
  41. twee linkerhanden hebben (=onhandig zijn, werk altijd laten mislukken)
  42. twee ruggen uit een varken willen snijden (=uit één ding dubbel het voordeel willen halen)
  43. twee vliegen in een klap slaan (=twee problemen gelijktijdig oplossen)
  44. twee zielen, één gedachte (=twee mensen die op hetzelfde moment hetzelfde idee hebben)
  45. twee zotten onder één kaproen (=een gek is zelden alleen)
  46. tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
  47. van twee kwaden de beste kiezen (=uit twee onaangename dingen de minst slechtste kiezen)
  48. van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
  49. vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
  50. vroeg in de weer zijn (=vroeg aan het werk zijn)

140 betekenissen bevatten `wee`

  1. onze lieve heer is aan het kegelen (=het onweert)
  2. het ene oor in, het andere weer uit (=het wel horen en meteen weer vergeten)
  3. weer of geen weer (=hoe het weer ook is, het gaat door)
  4. het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
  5. schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
  6. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  7. een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
  8. een gladde vogel (=iemand die zich overal weet uit te redden op slinkse wijze)
  9. iemand van het kastje naar de muur sturen (=iemand voor niets heen en weer laten lopen)
  10. het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
  11. elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
  12. mijn naam is haas (=ik weet nergens van en wil er niks mee te maken hebben!)
  13. op het glazen bruggetje geweest zijn (=in doodsgevaar zijn geweest, op het nippertje ontsnappen)
  14. maart roert zijn staart (=in maart kan het nog stormachtig weer zijn)
  15. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
  16. de boer op de bok liet de teugels vieren, het paard kende zelf de weg wel. (=je moet niet doen alsof je de beste bent, iemand anders weet ook wel wat)
  17. Jantje lacht en Jantje huilt (=kind dat vaak huilt maar direct ook weer lacht)
  18. met de nachtschuit komen (=laat komen / iets vertellen dat iedereen al weet)
  19. je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
  20. een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen (=men maakt geen twee keer dezelfde fout)
  21. nakaarten heeft geen zin (=men moet niet doorgaan met zeuren over iets dat al geweest is)
  22. de wereld wil bedrogen zijn. (=mensen trappen steeds weer in hetzelfde praatje)
  23. avondrood, mooi weer aan boord (=na een rode avondlucht volgt mooi weer)
  24. de vermoorde onschuld spelen (=net doen alsof je van niets weet)
  25. geen twee missen voor hetzelfde geld doen (=niet tweemaal hetzelfde zeggen of doen)
  26. pal staan (=onbeweeglijk stilstaan / niet twijfelen aan de eigen mening)
  27. als een pilaarheilige (=onbeweeglijk, stijf)
  28. als een zoutpilaar (=onbeweeglijk, stijf)
  29. geen zitvlees hebben (=ongedurig zijn - steeds weer opstaan en rondlopen)
  30. door de kajuitsramen aan boord komen (=onmiddellijk bevelhebber worden, zonder eerste ondergeschikte te zijn geweest)
  31. lopen als een kip die haar ei niet kwijt kan (=onrustig heen en weer lopen)
  32. lopen als een muis in een meelton (=onrustig heen en weer lopen)
  33. om de haverklap (=op alle mogelijke momenten, steeds weer opnieuw)
  34. weten waar Petrus de sleutel had (=op de hoogte zijn van wat niet iedereen weet)
  35. om de kracht van het anker te voelen moet men de storm trotseren (=pas als men iets ernstig meemaakt, weet men op wie men kan vertrouwen)
  36. tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
  37. als een blinde over de kleuren oordelen (=spreken alsof men een kenner is, over iets waar men niets van weet)
  38. de deur platlopen (=steeds weer bezoeken)
  39. altijd het oude liedje (=steeds weer hetzelfde)
  40. altijd hetzelfde deuntje zingen (=steeds weer hetzelfde herhalen)
  41. op hetzelfde aambeeld hameren/slaan (=steeds weer op hetzelfde onderwerp terugkomen)
  42. van de hak op de tak springen (=steeds weer van onderwerp wisselen en geen duidelijke rode draad in een verhaal hebben)
  43. goed boeren / goed geboerd hebben (=succesvol geweest zijn, vooral financieel)
  44. bij moeders pappot blijven (=thuis blijven - enkel spreken over iets waar men iets over weet)
  45. geen droge draad aan het lijf hebben (=totaal nat geregend zijn (soms ook : door en door bezweet))
  46. tussen hamer en aanbeeld (=tussen twee slechte dingen moeten kiezen)
  47. als Ieren en Britten op één land (=twee aartsvijanden in één ruimte)
  48. de haan en de vos hebben elkaar te gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
  49. twee zielen, één gedachte (=twee mensen die op hetzelfde moment hetzelfde idee hebben)
  50. je kunt niet met twee voeten in één sok (=twee onverenigbare zaken kunnen niet worden gecombineerd)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen